info@battlefieldtours.nu  Bel ons: +31(0)6 36335370

                                            De Duitse verdediging voorjaar 1945

                                                                                                   Joël Stoppels

Loopgravenstelsel in Stadspark Groningen

I
n het voorjaar van 1945 kijkt men op het hoofdkwartier van de Oberbefehlshaber West bezorgd en sceptisch tegen de afloop van de ‘komende Abwehrschlachten‘ aan. Op 10 maart vindt er nog een commandowisseling plaats: Von Rundstedt vervangt zijn collega Kesselring. Voor de verdediging van het Westfront staan hem drie legergroepen ter beschikking. Hiervan bestrijkt de Heeresgruppe H onder bevel van Generaloberst Johannes Blaskowitz de noordelijke frontsector: het gebied van de benedenloop van de Rijn tot aan Duisburg. Twee legers zijn het, te weten het 25e leger – de strijdkrachten van de Wehrmachtsbefehlshaber Niederlande generaal Christiansen en de 1e Fallschirmjägerarmee. Tezamen omvatten ze negen divisies, die zowel qua moreel als gevechtswaarde niet hoog mogen worden aangeslagen. Zij hebben in de voorafgaande gevechten zware verliezen geleden en hun bezinevoorraden zijn vrijwel uitgeput. In februari hadden ze nog slechts artillerie- en tankmunitie voor een week en ze hebben niet meer dan honderd achtentwintig tanks gevechtsklaar staan. De Dutse plannen zijn dan

In het oosten en noorden van Nederland bouwden de Duitsers waar dat maar enigszins mogelijk was, verdedigingsstellingen om zich zo goed mogelijk te kunnen verdedigen tegen de oprukkende geallieerde troepen. Hier een beeld van het Stadspark in Groningen, waar een heel loopgravenstelsel was aangelegd.                                                                                                                                          ook uitsluitend gericht op de verdediging en op de verhindering van een frontdoorbraak, maar het potentieel is beparkt; er moet veel worden geïmproviseerd. In Nederland wordt haast gemaakt met de versterking van de zogenaamde Panther-stelling, waaraan Russische krijgsgevangenen en Nederlandse dwangarbeiders werken. Deze verdedigingslinie telt eenentwintig zware bunkers en strekt zich uit van de grebbeberg via Amersfoort tot Bunschoten. Het werk eraan is des te dringender, omdat Oberbefehlshaber West Von Rundstedt al op 13 februari in een rapport had gewezen op het gevaar van een eventuele geallieerde wig tussen de beide legers van Heeresgruppe H. Hij had voorgesteld het front te verleggen tot achter de Panther-stelling

om die wig te voorkomen. Zo’n terugtocht, betoogde hij, zou echter het ‘prijsgeven van Noordwest-nederland’ betekenen en daarmee het verlies van de op Nederlandse bodem ingerichte belangrijke V 2-bases. teneinde de gevreesde geallieerde doorbraak te verijdelen, worden dan ook de IJsselbruggen bij Zwolle, Deventer en Zutphen verstrekt en naar alle kanten in staat van verdediging gebracht. Ten oosten van de IJssel komen nieuwe veldversterkingen. De zogenoemde Blumenstellung (Edelweiss of Schneeglockchen). De stelling Assen (in Drenthe en Groningen) wordt van een dubbele tankgracht voorzien. Behalve aan de stellingen en aan de versterking van de luchtafweer, met name ten noordoosten van Wesel wordt ook de nodige aandacht besteed aan de paraatheid en de aanvulling van de militaire eenheden. Op 14 februari wordt order gegeven ale reserveonderdelen van de in het westen aanwezige Fallschirmjäger-troepen over te brengen naar bezet Nederland. In de buurt van Arnhem wordt een nieuwe infanteriedivisie opgesteld, de 361e Volkgranadierdivision met acht Kampf-

batallionen. Zij zal echter slechts dagelijkse sterkte hebben van 5477 en een gevechtssterkte van 2662
man, minder dan de helft van de sterkte van een ‘normale’ divisie. Het restant van de reeds gedeeltelijke vernietigde 190e infanteriedivisie wordt voor aanvulling richting Amersfoort gedirigeerd. Ten westen van Arnhem is de bewaking van het front in handen van fanatieke Nederlandse nationaal-socialisten: de uit de Landstorm gevormde 34e SS-brigade. Tussen Arnhem en Emmerik ligt de 346e divisie, waarachter nog enige zwakke eenheden pantser- en fallschirmjäger-troepen als reserve klaar staan. Dit alles vormt tezamen het 88e legerkorps van het 25e leger dat in deze opstelling de geallieerde aanval afwacht.

foto1

T
ussen Emmerik en Duisburg ligt de 1e Fallschirmjägerarmee met zijn drie legerkorpsen. Deze armee beschikt over vier Fallschirmjägerdivisionen en twee infanteriedivisies. Beide legers beschikken niet meer over 128, maar over 200 tanks en mobiel geschut. In de nacht van 23 op 24 maart begint bij Wesel Montgomery’s spectaculaire overtocht over de Rijn. Duitse tegenaanvallen halen niets uit: de 84e divisie wordt vermorzeld, een aanval van de 15e pantserdivisie wordt afgeslagen, binnen enkele dagen tekent zich de doorbraak van het front af bij Haltern, ten noorden van het Ruhrgebied. Het Oberkommando der Wehrmacht geeft bevel tot de tegenaanval over te gaan, maar Heeresgruppe H ziet daartoe geen mogelijkheid meer. Hitler is razend over Blaskowitz ‘lethargische’ wijze van oorlogvoeren en wil de ervaren parachutistengeneraal Student erop afsturen om alsnog een gunstige keer in de strijd te forceren. Jodl, de checf-staf van de Führer, waagt een protest: ‘Al stuurde u er tien Students op af, mein Führer, dan zal de toestand toch niet meer veranderen.

‘Fallschirmjäger’ in een schuttersput. De Duitse ‘ Fallschirmjägerarmee’ werd ingezet voor de verdediging van Oost- en Noord Nederland.                                                                                                                              Inderdaad verschijnt Student op 1 april op het hoofdkwartier van Heeresgruppe H bij Almelo om de tegenaanval voor te bereiden. Een inspectietocht slaat zijn aanvankelijk optimistisme echter al gauw de bodem in. Desondanks wordt er een nieuwe Armeegruppe ‘Student’ gevormd tussen het 25e leger en de 1e Fallschirmarmee in. Delen van de beoosten de IJssel vechtende formaties van het 88e legerkorps, eenheden van het 2e Fallschirmjägerkorps en bewakingseenheden van de Wehrmachtbefehlshaber Niederlande worden onder bevel van Student verenigd en in de strijd geworpen. Maar ook deze strijdmacht kan de opmars van de Canadezen niet meer stuiten. Bij de situatiebespreking in de Berlijnse Führerbunker wordt de vraag besproken of er voor-

rang gegeven moet worden aan de ‘verbindingen met Nederland, Emden en Wilhelmshaven’, dan wel aan de verdediging Weser’. Op 6 april wordt Students staf weer uit de Nederlandse frontsector losgemaakt en overgeplaatst om de Weser te gaan verdedigen tussen Bremen en Hameln. Nog diezelfde dag zet Hitler de hele bevelvoering in het westen op de helling. Met één pennenstreek ontbindt hij de uiteenvallende Heeresgruppe H en geeft order tot de vorming van een nieuw Oberkommando Nordwest, dat rechtstreeks onder het Oberkommando der Wehrmacht komt te staan. De nieuwe bevelhebber, veldmaarschalk E. Busch, krijgt het bevel over het 25e leger, de 1e Fallschirmjägerarmee en de restanten van de Armeegruppe ‘Student’. Met deze drie aangeslagen, terugtrekkende legers opereert Hitler verder op zijn kaartentafel. In de kille afzondering van zijn Berlijnse bunker gelooft hij nog steeds ze te kunnen inzetten tegen de flanken van de aan weerszijden van het Ruhrgebied doorgestoken geallieerde legers.

OpSumm-13

 

 

H
ij wil met deze strijdmacht en met behulp van een aantal hergroeperingen in de Harz, Noord-Duitsland en Nederland de krijgskansen te elfde ure doen keren. Maar de snelle opmars van de geallieerden maakt een spoedig einde aan zijn wensdromen. Het bevel over het 25e leger heeft Hitler aan Generaloberst Blaskowitz opgedragen. Deze achtenvijftigjarige domineezoon zal de laatste opperbevelhebber van de Duitse troepen in Nederland zijn. Hij heeft een lange militaire carriere achter de rug; op vrijwel alle fronten heeft hij gevochten. In Polen had hij tevergeefs geprotesteerd tegen de schandelijke bezettingspraktijken van de SS. Maar evenals zovele andere Duitse officieren bleef hij mitmachen, stelde hij zijn met alle grondigheid geleerde krijgshandwerk in dienst van Hitler; ook hij verschanste zich achter de militaire ’traditie’ en de eed die hij had gezworen. Een mogelijke vrijspraak in Neurenberg heeft hij niet beleefd: begin februari 1948 zou hij in de gevangenis van een trap vallen en dat niet overleven. generaal Christiansen, de Wehrmachtsbefehlshaber Niederlande, heeft zijn hoofdkwartier van het bedreigde Emmen overgeplaatst naar

Een overzicht van de Canadese opmars maart – april 1945                                                                                                                                Delfzijl en Blaskowitz volgt hem snel daarheen. De uitgeschakelde luchtmachtgeneraal Christiansen, wiens militaire kwaliteiten nooit veel bewondering hebben geoogst, is voor de Adwehrschlacht onbruikbaar, overbodig geworden. Op 7 april vindt de korte, formele commando-overdracht plaats. Een paar dagen blijft Cristiansen nog in Delfzijl, voor hij op 14 april zijn toevlucht zoekt in Emden. Nog in de nacht van 7 op 8 april rijdt Blaskowitz, alleen met zijn chauffeur, door Friesland via de afsluitdijk naar het westen. In Hilversum neemt hij het bevel over van het 25e leger. Op 10 april volgt zijn benoeming tot bevelhebber van de Festung Holland. Hij is aan Hitler persoonlijk verantwoording schuldig voor de verdediging van westelijk Nederland. Zijn taak: met alle beschikbare middelen de kust en de havensteden behouden met het oog op het voorzetten van de oorlog op zee en de verdediging van het front te land.

Uitsluitend op dit doel richten zich thans nog de plannen. Wanneer de verdediging van Groningen en Friesland ineenstort en de Canadezen oprukken naar de Afsluitdijk, wordt op 17 april Wieringermeer onder water gezet. Geallieerde luchtlandingen moeten tot elke prijs worden verhinderd, de noordelijke toegang tot de Festung Holland moet hermetisch dicht. Inmiddels loopt ook aan de IJssel de strijd op zijn eind. De steden aan de rivier zijn, soms pas na hevige tegenstand, de een na de andere verloren gegaan. Restanten van het gehavende 88e legerkorps en van het 2e Fallschirmjäger-korps trekken zich terug achter de Grebbelinie. Op 17 april wordt ten oosten van het IJsselmeer nog een laatste afleidingsaanval ondernomen om de voorgenomen terugtocht te beveiligen, maar de volgende dag al stoten de Canadezen door naar de Grebbelinie. De bevolking van het ingesloten westen van Nederland blijft wachten op de dag van de bevrijding. In Festung Holland hebben zich honderdtienduizend Duitse soldaten verschanst.