Een Duitse dolk uit het provinciehuis in Groningen
Onlangs kreeg ik een Wehrmacht officiersdolk die in april 1945 door de Canadese militair J.M. Letellier uit Ottawa werd buitgemaakt in het Provinciehuis in Groningen. Deze dolk, samen met zijn regimentsembleem en agenda van 1945, vormt de sleutel tot het verhaal van de overgave van de Duitse garnizoenscommandant in Groningen.
In april 1945 was Groningen een vestingstad geworden. Na maanden van terugtrekking wilden de Duitse troepen onder bevel van de garnizoenscommandant Oberst Gottfried Engelbrecht Miczek de stad koste wat het kost behouden. Generaal Johannes Blaskowitz, bevelhebber van Heeresgruppe H, had bevolen de stad zo lang mogelijk te verdedigen om de ontsnappingsroute naar Delfzijl open te houden.
De aanval op de stad Groningen
Aan Canadese zijde stond de 2nd Canadian Infantry Division klaar. Onder leiding van majoor-generaal Albert Bruce Matthews rukten de Canadezen op vanuit de provincie Drenthe. De strijd begon op vrijdag 13 april 1945. Tanks van het Fort Garry Horse regiment en infanteristen van de Royal Hamilton Light Infantry (RHLI) bereikten de zuidelijke stadsrand. De Duitsers, een mengeling van Wehrmacht, Kriegsmarine, Luftwaffe, Nederlandse en Belgische SS’ers, Hitlerjugend en spoorwegpersoneel, waren ongeveer 7.000 man sterk. Hun middelen waren beperkt: pantservuisten, handgranaten, en een paar 20 mm FLAK-kanonnen. Op de Paterswoldseweg kwam de opmars tot stilstand. Sergeant Walter Chaulk’s tank werd geraakt door een Panzerfaust. Trooper Fred Butterworth sneuvelde ter plekke, de eerste Canadese gesneuvelde voor de stad. Rond het Stadspark laaiden de gevechten op; Canadese troepen braken door bij de Parkbrug en het Hoofdstation, terwijl anderen via de Rabenhauptstraat langs de Hereweg richting de binnenstad trokken.

Uit een Canadees inlichtingenrapport blijkt dat de Duitse commandant Miczek tijdens zijn verhoor na de strijd om Groningen verklaarde dat hij van generaal Blaskowitz het bevel had gekregen de stad zo lang mogelijk te verdedigen, om zo de Duitse stellingen rond Delfzijl te kunnen voorbereiden. © Library and Archives Canada (LAC)
De strijd om de binnenstad
De binnenstad van Groningen werd in de dagen daarna het strijdtoneel van felle gevechten. De smalle straten, kanalen en bruggen maakten tanks bijna nutteloos. Gevechten vonden plaats van huis tot huis, kamer tot kamer. Op 14 en 15 april 1945 concentreerden de gevechten zich rond de Grote Markt. De Les Fusiliers Mont-Royal (FMR) rukten op via de Oosterstraat en namen posities in aan de zuidzijde van het plein. De South Saskatchewan Regiment bereikte via de Munnekeholm de Vismarkt. Duitse troepen hadden machinegeweren opgesteld in de Amsterdamse Bank, het Provinciehuis en de Hoofdwacht. Vanuit deze posities bestreken zij de Grote Markt met kruisvuur.
Vuurzee op de Grote Markt
Tegen de avond van zondag 15 april beheersten de Canadezen de zuidkant van de Grote Markt. Vanaf de Herestraat, Gelkingestraat en Oosterstraat schoten Canadese tanks van de Fort Garry Horse op Duitse stellingen aan de overzijde. Rond 20.30 uur klonk via een luidspreker een ultimatum: de Duitsers kregen dertig minuten om zich over te geven. Er kwam geen antwoord. Toen de Canadezen om negen uur het vuur openden met al hun wapens, veranderde de Grote Markt in een hel. De noordzijde stond volledig in brand. Duitse SS’ers staken doelbewust panden in lichterlaaie, waaronder de Bijenkorf, het studentenpand Vindicat en het beruchte Scholtenshuis, hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst.
In dat gebouw waren tijdens de oorlog honderden Nederlanders gemarteld; nu vlamde het op als een symbool van het einde van de bezetting. Rook, explosies en instortende gevels bepaalden het beeld. In de Oude Ebbingestraat gingen twintig winkelpanden verloren. Ooggetuigen meldden dat in burger geklede SS’ers zich tussen de bevolking bewogen, brandstichtten en uit hinderlagen schoten. Eén van hen werd betrapt en door Canadezen zonder pardon neergeschoten. Ondanks alles bleven burgers, brandweerlieden en hulpverleners zich tussen de gevechten bewegen. De Groningse brandweer hield onder beschieting het Goudkantoor nat en voorkwam dat dit rijksmonument verloren ging.
Het Rijksarchief
In de nacht van 15 op 16 april 1945 trokken de resterende Duitse troepen zich terug in het Rijksarchief aan de Sint Jansstraat en in het Prinsenhof bij het Martinikerkhof. De situatie was hopeloos, maar de Duitse commandant Miczek weigerde aanvankelijk capitulatie. Ooggetuigen beschreven later de sfeer in het Rijksarchief als bedrukt en gelaten. Officieren zaten zwijgend bij elkaar; hun wapens waren verstopt achter boekenkasten. In de kelder lagen twintig soldaten, hun geweren op een hoop gegooid. De stad was omsingeld, de munitie raakte op, en de branden woedden overal. Rond het middaguur van maandag 16 april 1945 meldde zich een Duitse parlementair bij luitenant-kolonel Jacques-Alfred ‘Jimmy’ Dextraze, commandant van de Les Fusiliers Mont-Royal. Hij bracht het bericht dat de garnizoenscommandant bereid was te onderhandelen.

Waar de noordzijde van de Grote Markt in puin ligt, blijft de Martinitoren wonder boven wonder gespaard. © Fotocollectie Anefo
De overgave aan Lieutenant Colonel Jimmy Dextraze
Toen de gevechten in de binnenstad op maandagochtend 16 april 1945 tot rust kwamen, lag Groningen grotendeels in puin. De laatste Duitse troepen hadden zich teruggetrokken in het Rijksarchief aan de Sint Jansstraat — door de Canadezen aangeduid als “het klooster” vanwege de massieve muren en binnenplaats. Binnen bevonden zich ruim honderd uitgeputte Duitse soldaten en officieren.
Rond het middaguur meldde zich een Duitse parlementair bij het hoofdkwartier van Les Fusiliers Mont-Royal, dat onder bevel stond van luitenant-kolonel Jacques Alfred (“Jimmy”) Dextraze uit Montreal. Hij verklaarde dat de Duitse garnizoenscommandant wilde onderhandelen. Dextraze, toen 25 jaar oud en nog maar vijf jaar eerder gewoon soldaat in hetzelfde regiment, aarzelde geen moment: hij zou zelf gaan. Hij stapte in een carrier, bestuurd door soldaat Gabby Morly uit Montreal. Naast hem zaten soldaat R.A. Dumaine uit West-Canada en een Nederlandse tolk. Ze reden richting het Rijksarchief, waar de Duitse bevelhebber zich verschanst had. Ik geneer me er niet voor te zeggen dat ik bang was,” herinnerde Dextraze zich later. “Ik ging het gebouw binnen met mijn handen in mijn zakken, om indruk te maken op de Duitsers. Er waren daar omstreeks honderd officieren en manschappen. Ik ging de trappen op en mijn benen trilden.”
Boven aan de trap stond de Duitse commandant Oberst Miczek, een officier van ongeveer veertig jaar, keurig geüniformeerd. Dextraze groette hem correct en bracht de hand aan de helm in een militaire groet. Oberst Miczek beantwoordde het, formeel en beheerst. “Ik stak een sigaret op,” vertelde Dextraze, “maar bood hem er geen aan.” De stilte tussen beide mannen was zwaar. Miczek begreep wat de Canadees kwam doen. Toen Dextraze hem vroeg of hij bereid was zich over te geven, antwoordde hij kortaf: “Nein. Ich will nur verhandeln.”
Dextraze keek Miczek recht aan en zei: “U bent omsingeld. Het is beter dat u zich overgeeft.” Miczek aarzelde, maar bleef zwijgen. Dextraze vervolgde:
“Mijn bataljon heeft orders om dit klooster te bestormen als ik niet binnen een kwartier terug ben. Misschien word ik daarbij gedood, maar u zult zeker sterven. Bedenk dat goed.”
Daarmee zette hij zijn woorden kracht bij door de tijd te beperken, vijftien minuten om te kiezen tussen eer en ondergang. Miczek leek geschokt. Hij kon niet geloven dat andere Duitse officieren zich al hadden overgegeven. Dextraze verzekerde hem dat diezelfde ochtend vier Duitse luitenant-kolonels gevangen waren genomen. Toen Miczek nog steeds niet overtuigd was, bood Dextraze aan om hem mee te nemen naar het Canadese hoofdkwartier om het met eigen ogen te zien. Enkele minuten later verlieten ze samen het Rijksarchief. Buiten stonden Canadese carriers en gewapende militairen opgesteld. Toen Miczek zag dat Dextraze de waarheid had gesproken, dat de stad omsingeld en de strijd verloren was, knikte hij langzaam. Terug in het Rijksarchief, even na 13.00 uur, capituleerde hij. Zijn mannen legden de wapens neer, met hun helmen in de handen. Dextraze bleef onverstoorbaar. Toen Miczek hem zijn hand wilde reiken, weigerde Dextraze beleefd maar beslist:
“Ik heb niets anders gedaan dan mijn plicht.”
Met die woorden eindigde de strijd om Groningen. Na de overgave werd Lt.-Kol. Jimmy Dextraze voor zijn leiderschap in Groningen onderscheiden met een bar bij zijn Distinguished Service Order (DSO). Hij zou later nog uitgroeien tot Chief of Defence Staff van de Canadese strijdkrachten. De Nederlandse tolk sergeant Van Workum kreeg de Military Medal voor zijn moedige optreden tijdens de onderhandelingen.
Het einde van de strijd
De capitulatie betekende niet dat het gevaar voorbij was. In burger geklede SS’ers bleven nog dagenlang actief. De Canadese legerleiding gaf bevel deze sluipschutters bij confrontatie zonder pardon neer te schieten. Toen eindelijk de stilte viel, telde Groningen haar verliezen. 43 Canadese militairen waren gesneuveld, 166 gewond. Aan Duitse zijde vielen ongeveer 130 doden. Onder de bevolking kwamen 110 burgers om, en 207 gebouwen werden verwoest of zwaar beschadigd. Op 19 april 1945 bezocht majoor-generaal Matthews het stadhuis, waar burgemeester mr. Pieter Cort van der Linden hem als ereburger van de stad benoemde. Matthews schonk op zijn beurt de Canadese garnizoensvlag aan de stad. De Canadezen van de 2nd Canadian Infantry Division trokken vervolgens verder naar Oldenburg in Duitsland. Groningen was vrij.

De buitgemaakte Wehrmacht officiersdolk, vergezeld door een doosje met Canadese emblemen – waaronder het regimentsembleem van het Les Fusiliers Mont Royal – en de zakagenda uit 1945 van de Canadese veteraan J.M. Letellier. © collectie Joël Stoppels
De Wehrmacht officiersdolk uit het provinciehuis
Onder de mannen die in deze dagen door het centrum trokken bevond zich de Canadese veteraan J.M. Letellier uit Ottawa, Ontario, van het regiment Les Fusiliers Mont-Royal. Tijdens de bevrijding van Groningen op 16 april 1945 betrad hij het Provinciehuis, waar kort tevoren nog Duitse officieren hadden gezeten. Tussen de achtergelaten uniformen en kaarten vond Letellier een Wehrmacht officiersdolk. Hij nam het wapen mee als oorlogsbuit. Ik heb het voorrecht om dit voorwerp aan mijn collectie toe te voegen. In combinatie met Letelliers agenda en regimentsembleem vormt het nu een onderdeel van het verhaal van de overgave in het Rijksarchief van Groningen.

De buitgemaakte Wehrmacht officiersdolk uit het provinciehuis van Groningen. © collectie Joël Stoppels
Bronnen:
– War Diary Les Fusiliers Mont-Royal, April 1945. Library and Archives Canada (LAC)
– De bevrijding van Groningen, W. K. J. J. van Ommen Kloeke. 1945.
– “Een archief in de frontlijn” Een ooggetuigenverslag van de gebeurtenissen in en rond het Provinciehuis van de stad Groningen tijdens de bevrijding in april 1945. Nederlands Archievenblad. 1945.